Het gebit
Honden zijn net als wolven van nature carnivoren (vleeseters). Het gebit is hierop afgestremd, dit betekent dat het gebit geschikt moet zijn om een prooi te kunnen vangen (grote hoektanden) en te verscheuren (grote knipkiezen).
Zijaanzicht van de schedel van een volwassen hond
(Andries van Foreest, 1999, Tandheelkunde bij gezelschapsdieren, Elsevier/Bunge,Maarssen)
Wisselen
Net zoals bij mensen hebben honden een melk- en een blijvend gebit. Pups worden geboren zonder tanden. Na 2 tot 4 weken komen de eerste melktandjes door. Met ongeveer 3 tot 4 maanden leeftijd komen de eerste blijvende tanden door, het wisselen gaat door tot ongeveer 7 maanden leeftijd. (Zie onderstaande tabel) Uiteindelijk heeft een hond 42 tanden en kiezen: 12 snijtanden, 4 hoektanden, 16 premolaren (voorste kiezen) en 10 molaren (achterste kiezen).
Tand | Leeftijd doorbreken melkgebit | Leeftijd wisselen blijvend gebit |
snijtanden | 3 – 4 weken | 3 – 5 maanden |
hoektanden | 3 – 5 weken | 5 – 7 maanden |
premolaren | 4 – 12 weken | 4 – 6 maanden |
molaren | – | 4 – 7 maanden |
De meeste honden hebben net zoals de wolf een scharend gebit. Dit betekent dat de snijtanden van de onderkaak net de achterkant van de snijtanden in de bovenkaak raken en dat de onderhoektanden net voor de bovenhoektanden langsgaan en de kiezen in de bovenkaak en onderkaak elkaar netjes afwisselen.
Beet
Sommige honden hebben een onderbeet, hierbij is de onderkaak langer dan de bovenkaak en zullen de snijtanden in de onderkaak voor de snijtanden van de bovenkaak vallen. Rassen met een korte snuit hebben eerder last van een onderbeet. Ook het omgekeerde is mogelijk; de overbeet, hierbij is de onderkaak korter dan de bovenkaak en zullen de snijtanden van de bovenkaak voor de snijtanden van de onderkaak vallen.
Problemen met wisselen
Wanneer melktanden te lang aanwezig blijven of helemaal niet wisselen (persisterende melktanden) kan dit ervoor zorgen dat de blijvende volwassen tand op een verkeerde plek doorbreekt of doordat er te weinig ruimte is een afwijkende stand krijgt. Dit zien we regelmatig gebeuren bij de hoektanden. Hierdoor kunnen er problemen ontstaan met het sluiten van de bek omdat de tanden door een afwijkende stand in het tandvlees prikken. Ook kan er door ruimtegebrek sneller vuil/etensresten tussen de tanden ophopen, dit kan er weer voor zorgen dat er sneller tandplak, tandsteen en tandvleesontstekingen ontstaan. Om deze problemen te voorkomen is het dus beter om eventuele persisterende melktandjes te laten trekken. Het trekken van persisterende melkhoektanden gebeurd onder narcose.
Gebitsproblemen bij honden
Gebitsproblemen komen regelmatig voor bij honden. Honden laten lang niet altijd merken dat ze last hebben van hun tandvlees, tanden en/of kiezen. Dat een hond nog brokken eet wil niet altijd zeggen dat hij of zij geen last heeft van het gebit. Veel honden kauwen niet op de brokken maar slikken deze in een keer door. Verschijnselen die voor kunnen komen bij honden met gebitsproblemen zijn bijvoorbeeld:
- Stinkende adem
- Minder eetlust
- Geen brokken meer willen eten of willen kluiven op een bot
- Snel bloedend tandvlees
- Knoeien met eten en veel kwijlen
- Met de poten langs de bek wrijven